Het is over het algemeen waarneembaar wanneer u last krijgt van latentie en traagheid binnen het netwerk, maar de meest voorkomende storing binnen dit type infrastructuur is wanneer een van de clientapparatuur DHCP in de infrastructuur injecteert, waardoor de uitzending zich via de infrastructuur uitstrekt. netwerk leidt tot totale downtime, dus het is belangrijk om binnen het netwerk te segmenteren en routeren zodat dit probleem niet optreedt.
Het vaststellen van fouten in laag 2 (datalink) van een netwerk kan een gedetailleerd proces zijn, waarbij onder meer problemen met de fysieke verbinding, botsingsdetectie, buitensporige problemen met uitzendverkeer en VLAN-configuratiefouten worden gediagnosticeerd.
Hier volgen enkele algemene strategieën en hulpmiddelen die kunnen worden gebruikt om laag 2-fouten te identificeren en diagnosticeren:
1. Overzicht van fysieke indicatoren
- Statuslampjes op apparaten: Controleer de statuslampjes op switches, routers en NIC's (netwerkinterfacekaarten) om te zien of deze duiden op fysieke problemen, zoals verbroken verbindingen of hardwareproblemen.
- Kabelverificatie: Zorg ervoor dat alle kabels correct zijn aangesloten en niet beschadigd zijn. Een defecte kabel kan verbindingsproblemen en pakketverlies veroorzaken.
2. softwaretools
- Diagnostische opdrachten: Gebruik commando's zoals
ping
,traceroute
en besturingssysteemspecifieke tools om connectiviteit en verkeersroutering te diagnosticeren. Hoewel deze tools op hogere lagen werken, kunnen ze helpen vaststellen of het probleem zijn oorsprong vindt in Laag 2. - Netwerkmonitors en protocolanalysatoren: Tools zoals Wireshark kunnen netwerkverkeer vastleggen en analyseren en problemen identificeren zoals overmatige botsingen, framefouten en ongewoon veel uitzendverkeer.
3. Beoordeling van configuraties en logboeken
- Systeem- en apparaatlogboeken: Bekijk gebeurtenislogboeken op uw netwerkapparaten. Switches en routers registreren vaak waarschuwingen en fouten die kunnen wijzen op problemen op Laag 2.
- VLAN-configuratie: Controleer of VLAN's correct zijn geconfigureerd op alle relevante apparaten en of poorten zijn toegewezen aan de juiste VLAN's.
4. Prestatie analyse
- Bandbreedtegebruik en verkeersanalyse: Netwerkmonitoringtools kunnen helpen bij het identificeren van prestatieknelpunten en ongebruikelijke verkeerspatronen die op problemen op Laag 2 kunnen duiden.
5. Laag 2 specifieke tests
- Ethernet-loopback-tests: Bij sommige apparaten is de configuratie van loopback-tests mogelijk om de poortwerking en Layer 2-communicatie te verifiëren.
- De MAC-tabel controleren: Het controleren van MAC-tabellen op switches kan helpen bij het identificeren van adresleerproblemen of poorten die ten onrechte zijn geblokkeerd door het Spanning Tree Protocol (STP).
6. Identificatie van veelvoorkomende fouten
- Duplex- en snelheidsfouten: Zorg ervoor dat aangesloten apparaten akkoord gaan met de juiste snelheids- en duplexinstellingen om prestatieproblemen te voorkomen.
Bij het aanpakken van problemen op Laag 2 is het van cruciaal belang om systematisch te werk te gaan, andere mogelijke oorzaken van netwerkproblemen uit te sluiten en een combinatie van hardware- en softwaretools te gebruiken om geïdentificeerde problemen te diagnosticeren en op te lossen.
Er zijn geen tags voor dit bericht.