In IPv6 is het concept van het openen van poorten anders dan in IPv4, voornamelijk vanwege de eliminatie van de behoefte aan NAT (Network Address Translation).
In IPv4 wordt NAT vaak gebruikt om meerdere apparaten een openbaar IP-adres te laten delen, en het openen van poorten is essentieel om inkomend verkeer naar de juiste apparaten binnen een particulier netwerk te leiden.
Met IPv6 kan elk apparaat zijn eigen openbare IP-adres hebben vanwege de ruime beschikbaarheid van adressen. Dit betekent dat NAT in theorie niet nodig is en dat elk apparaat direct van buitenaf toegankelijk is.
Het openen van poorten in de zin van het doorlaten van bepaalde soorten verkeer door de firewall is echter nog steeds noodzakelijk.
Om camera's, servers of andere diensten op een IPv6-netwerk te configureren, heeft u in de praktijk het volgende nodig:
- Wijs statische of permanent toegewezen IPv6-adressen toe tot apparaten die van buitenaf toegankelijk moeten zijn.
- Configureer firewallregels om binnenkomend verkeer toe te staan naar de specifieke IPv6-adressen en poorten die door services op die apparaten worden gebruikt.
Hoewel het proces technisch verschilt van traditionele port forwarding onder NAT in IPv4, blijft de noodzaak om de toegang via een firewall te beheren een essentiële vereiste in IPv6-netwerken om de veiligheid te behouden en de verkeersroutering te corrigeren.
Dit omvat onder meer het specificeren welke poorten en protocollen verbindingen van internet naar specifieke apparaten kunnen ontvangen.
Er zijn geen tags voor dit bericht.